Sjabbat 7 november 2020 / 20 Chesjwan, Wajéra, Beresjiet/Genesis 18:1 – 22:24
Tanach blz. 30 – 41
Haftara: I Sjmoeël 1:1 – 20
Tanach blz. 539-540
Vertaler: Paula Reisner
Commentaar: Rabbijn Dan Moskovitz is de senior-rabbijn van Temple Sholom in Vancouver.
Oorspronkelijke Engelse tekst: https://reformjudaism.org/learning/torah-study/torah-commentary/mitzvah-lying
__________________________________________________________________________
De mitswe van het liegen
In mijn ervaring als mens van vlees en bloed, los van sekse, leeftijd of oriëntering, is er slechts één juist antwoord op de vraag “Schat, hoe staat dit me?”
Het antwoord komt uit de Tora, uit de sidra van deze week, Wajéra, en wordt toegeschreven aan niemand minder dan God: zeg wat er nodig is om de persoon in die kleding zich goed en door jou gesteund te laten voelen. Zelfs als het betekent dat je moet liegen, is het een mitswe!
Het moment dat God zelf liegt, vindt plaats in een overbekende dialoog tussen God, Awraham en Sarah in Beresjiet/Genesis 18:1-15:
Vanuit de schaduw van zijn tent kijkt Awraham naar de horizon en ziet in de verte drie vermoeide reizigers. Als de gastvrije gastheer die hij altijd is, haast Awraham zich om hen te begroeten, verwelkomt hen in zijn tent en wast hun voeten. Sarah blijft in haar tent, maar neemt in gelijke mate deel aan deze mitzwa van hachnasat orchiem, ‘het verwelkomen van gasten’. Snel maakt ze brood voor een heerlijke maaltijd om aan hun onverwachte bezoekers op te dienen.
Terwijl ze hun maaltijd nuttigen, vragen de vreemdelingen aan Awraham: “Waar is uw vrouw Sarah?” De alerte lezer zal zich afvragen hoe ze haar naam wisten als Awraham hen dat niet gezegd had? Tenslotte was Sarah in haar tent en was ze niet geïntroduceerd.
Awraham antwoordt: “Ze is daar, in de tent.”
Dan maakt één van de vreemdelingen een gewaagde voorspelling: “Ik zal volgend jaar bij u terugkeren en uw vrouw Sarah zal dan een zoon hebben.”
Sarah luisterde aan de ingang van de tent die achter de voorspellende gast stond. Op dit moment in ons verhaal vermeldt de Tora, dat ‘zij en Awraham op hoge leeftijd gekomen waren en haar vruchtbare jaren al ver achter haar lagen. Daarom lachte ze in zichzelf. Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn, dacht ze. Ik ben immers verwelkt, en ook mijn man is al oud.’
Bij haar commentaar kun je bijna de ongemakkelijke stilte uit de Torarol horen springen. Heeft Sarah net haar echtgenoot Awraham in een ongunstig daglicht gezet?
God probeert tussenbeide te komen, vóór het uit de hand kan lopen en stelt Awraham de retorische vraag: “Waarom lacht Sarah, waarom vraagt ze zich af of ze op haar leeftijd nog wel een kind ter wereld kan brengen? Is ook maar iets voor de Eeuwige onmogelijk? Op de vastgestelde tijd, over precies een jaar, kom ik bij je terug en dan heeft Sarah een zoon.”
Sarah hoort dit gesprek tussen God en Awraham en probeert haar verlegenheid te verhullen door als volgt haar innerlijke gedachten onder woorden te brengen: “Ik heb niet gelachen.” Maar God betrapt Sarah op deze leugen en roept haar ter verantwoording door haar direct aan te spreken, naar we aannemen buiten gehoorsafstand van Awraham: “Ja, je hebt wel gelachen.”
Volgens een midrasj realiseerde God zich snel – toen Sarah haar echtgenoot Awraham bespotte door om het idee van zijn viriliteit op hoge leeftijd te lachen – dat hier evenmin iets goeds van zou komen als van het antwoorden op de ‘hoe-staat-dit-vraag’. God liet vriendelijkheid boven de waarheid gaan, toen hij Sarah’s nonchalante reactie aan Awraham overbracht. God verzachtte haar spot door de belediging te presenteren als zelfspot, waarbij ze plezier leek te hebben om haar eigen hoge leeftijd, niet om het fragiele mannelijke ego van haar echtgenoot (Wajikra Rabba 9:9 op Beresjiet/Genesis 18:13).
Om het maar rechtuit te zeggen: God liegt. Maar het is een leugen die een hoger doel dient.
De Hebreeuwse uitdrukking voor zo’n verklaring is èmet sjel chèsed, een ‘vriendelijke en liefdevolle waarheid’. Zulke ‘waarheden’ vertellen, wordt in de Joodse traditie aanbevolen, in het bijzonder als een goede relatie in het geding is.
Dit soort ‘leugentjes om bestwil’ zijn het onderwerp van één van de grote discussies tussen de scholen van Hillel en Sjammai (zie Babylonische Talmoed, Ketoevot 17a). De vraag die hier opgeworpen wordt, is: wat zeg je tegen een niet zo oogverblindende bruid op de dag van haar bruiloft? De school van Sjammai houdt strak vast aan het principe van de waarheid: benoem het zoals je het ziet. De school van Hillel is vriendelijker en diplomatieker en onderwijst dat ‘iedere bruid prachtig is op de dag van haar bruiloft’. Welke school had volgens u populairder studenten?
Verwant aan èmet sjel chèsed is het concept van sjalom bajit, oftewel ‘huiselijke harmonie’.
Hoe belangrijk is sjalom bajit?
De midrasj hierboven legt uit dat sjalom bajit zelfs vóór de behoefte aan volledige openheid tussen echtgenoten komt, als die openheid er alleen toe leidt dat de gevoelens van de partner gekwetst worden.
In sidra Wajéra bespaarde God Awraham onnodige vernedering en bewaarde hiermee bovendien de sjalom bajit. God stelde het belang van ‘huiselijke harmonie’ boven oprechtheid. God loog, en het was een mitswa!
Elke ochtend voegen we in ons gebed een lijst van tien ethische principes toe, die zo’n grote verdienste met zich meebrengen, dat hun beloning niet alleen in deze wereld geldt, maar ook in de toekomstige wereld. Deze verplichtingen zijn zò belangrijk, onderwijst de Talmoed, dat het nakomen ervan zal resulteren in een beloning die het fysieke leven overstijgt. Bij deze voorschriften hoort ‘het bevorderen van vrede tussen mensen’ [Babylonische Talmoed, Sjabbat 127a], precies de mitswa die God ons voorleeft in de sidra van deze week.
Gezien de universele behoefte aan vrede is Wajéra een welkome herinnering voor ons dat we onze wens voor wereldvrede allereerst op bescheiden schaal in ons eigen huis in praktijk kunnen brengen, tussen twee mensen, die door het menselijk mijnenveld van emoties en ego proberen te navigeren.
Toen ik student-rabbijn was, werkte ik een jaar als pastoraal medewerker in het ziekenhuis The City of Hope, een wereldberoemd ziekenhuis en onderzoekscentrum, gespecialiseerd in kankeronderzoek. Hun motto, in sierlijke letters aangebracht op de poorten van hun campus – als ware het een mezoeza die de deur van een huis bewaakt – herinnerde me aan de les van deze sidra: ‘Er valt geen winst te behalen uit het genezen van het lichaam als in dat proces de ziel verwoest wordt.’
Onze sidra en het begeleidende commentaar van de rabbijnen benadrukt de wijsheid in dit voorschrift. Als de waarheid zo diep kwetst dat het de ziel van de ander ruïneert zonder enig constructief doel, als het alleen naar beneden haalt in plaats van opbouwend te zijn, doen we er goed aan naar de les van onze Tora te luisteren en de waarheid te laten voor wat die is, ten gunste van vriendelijkheid. Het antwoord op wat voor vraag dan ook, als onze partner zich kwetsbaar en fragiel voelt, is: “Ik zie alleen jou en je bent mooi, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant.”