Hoe rechtvaardig was Noach?

Beresjiet/Genesis 6:9 -11:32

door Rob Cassuto

De vorige Parasja Genesis/Beresjiet eindigt met de constatering, dat de mensen alleen nog maar slechte en gewelddadige dingen deden en de Eeuwige spijt had van zijn schepping. Hij besloot tot een algehele eliminatie van mens en dier door een immense watervloed.  Alleen de man Noach, de enige rechtvaardige onder de verdorven mensheid, besloot Hij te sparen.

Zo wordt Noach in het begin van de parasja Noach (1) geïntroduceerd: 6:9: ‘Dit zijn de generaties van Noach. Noach was een rechtvaardig man, onberispelijk (een iesj tsaddiek tamiem) onder zijn generaties (be-dorotav), Noach wandelde met God.’

Je zou zeggen dat de kwalificatie van Noach als een rechtvaardig en onberispelijk man bijna niet te overtreffen is. Toch zetten de Oude Wijzen een paar stevige kanttekeningen bij de persoonlijkheid van deze redder van mens en dier.

Rabbi Jehoeda (2e eeuw) haalt uit dat ‘onder zijn tijdgenoten’ (be-dorotav, ‘in zijn generaties’) een sterke relativering van Noachs goede eigenschappen. Had Noach geleefd in de generaties van Mozes of Samuel dan was hij niet opgevallen als een bijzonder rechtvaardige; onder de blinden wordt de eenogige helderziend genoemd en de kleuter een geleerde. In een verdorven wereld valt een klein beetje rechtvaardigheid al snel op.

Maar – zoals het in het rabbijns discours vaak toegaat – heeft zijn collega rabbi Nechemja een tegenovergestelde mening: als hij in die generatie destijds al een rechtvaardige was, hoeveel te meer zou hij dat niet in de tijd van Mosjee (Mozes) zijn geweest! (2). Als je in een verdorven wereld rechtvaardig leeft, wat voor power heb je dan niet om desondanks rechtvaardig te zijn!

De twee genoemde rabbijnen gaan verder met de grootheid van de persoonlijkheid van Noach te vergelijken met die van zijn nakomeling van tien generaties later: Avraham.

Van Noach hebben we net gelezen dat ‘hij rechtvaardig was en dat hij wandelde met God’ (6:9). Dat is toch niet niks. Maar wanneer Avraham in de volgende parasja wordt geïntroduceerd staat er weliswaar niets over zijn karakter of goede eigenschappen, maar wel (in het vers, waarin de Eeuwige hem een verbond aanbiedt (17:1)): ‘Wandel voor mij uit en wees onberispelijk’, een opdracht voor de toekomst, hij moet het allemaal nog waarmaken.

Maar de twee geleerden ontwaren niettemin een markant verschil ten gunste van Avraham. Rabbi Jehoeda ziet het wandelen met God van Noach als minder groots dan het wandelen voor God uit van Avraham: de morele kracht van Noach was zwak als een kind, waarvan de vader zegt: wandel bij mij. De morele kracht van Avraham was groot als van een volwassene, waarvan de vader zegt: wandel voor me uit. Rabbi Nechemja ziet dat ook ongeveer zo als hij Noach vergelijkt met een vriend van de koning; de vriend zakt weg in de modder en de koning zegt: wandel met mij hier is de grond stevig. Abraham is de vriend van de koning, die vanuit zijn raam de koning ziet wandelen in een donkere steeg en hem met een licht bijlicht; de koning zegt dan: kom je huis uit, vriend, en loop met je licht voor mij uit.(3)

Maar er is nog iets met dat wandelen met God: het klinkt nogal geïsoleerd, zo signaleert onder anderen R. Levi Jitschak van Berditchev (18e eeuw) (4). Het bewijst Noachs afstandelijkheid naar zijn medemensen. Hij wandelde met God maar niet met zijn medemensen, sterker nog hij had moeten proberen ze tot ommekeer te brengen en de rechte weg te wijzen. En mocht dat niet gelukt zijn, dan had hij toch in gebed om coulance kunnen vragen. (5)

Men wijst dan op het contrast met Abraham en Mozes in situaties waarin de catastrofale vernietiging van grote collectieven aanstaande was. Abraham trok zich het lot aan van mogelijk onschuldige burgers in de verdorven steden Sodom en Gomorra en pleitte voor compassie. (Gen/Ber 18:22 ev).

Mozes trachtte na de zonde van het gouden kalf Gods woede van het volk van Israël af te wenden en riep Zijn barmhartigheid in; Mozes bood zelfs aan dat in plaats van het afvallige volk van de Israëlieten hìj zou worden uitgeschreven ‘uit het boek dat U geschreven hebt’ (Ex/Sjem 32:32). Zijn levenswerk was gericht op de gemeenschap en het bouwen van een fundament van recht en omzien naar de ander. In de tijd dat Noach zijn ark bouwde – de midrasj weet te melden dat dat 120 jaar duurde – zweeg de man (5). Hij was alleen bekommerd om de redding van zichzelf en zijn familie. (6) Zo zien we een zekere volwassenwording van moreel besef van Noach naar Avraham en dan naar Mozes.

Parallel daaraan zien we ook hoe de Eeuwige ‘opgroeit’ in Zijn verhouding tot de mensen.(7) Bij Noach is de Eeuwige slechts een zender van goddelijke mededelingen. Bij Avraham is de Eeuwige een partner in de dialoog geworden als Hij op Avrahams moedige vragen over gerechtigheid antwoorden geeft. Tot Mozes heeft Hij zich gericht als interactieve inspirator bij de uitvaardiging van een complex van richtlijnen voor een rechtvaardige samenleving.

RC 2020

noten

(1) Verschillende commentaren op de parasja Beresjiet/Genesis zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website 

(2) Midrasj Beresjiet Rabba, 30,9

((3) Midrasj Beresjiet Rabba, 30,10

(4) In zijn Tora commentaar Kedushat Levi

(5) Een andere midrasj voert Noach wel sprekend op. Talmoed Sanhedrin 108b: ‘Noach de rechtschapene placht de mensen van zijn generatie te berispen en hij deed uitspraken die streng als fakkels waren en zij behandelden hem met verachting’

(6) Vgl Talmoed Kidushin 40a onderscheidt twee soorten rechtschapenheid: ‘Iemand die zowel goed is naar de hemel als naar mensen is een goed rechtschapen person. Iemand die goed is naar de hemel maar slecht naar mensen is een rechtschapen person maar niet goed’.

(7) Deze kant van de zaak haalde ik uit het commentaar op My Jewish Learning