Wiedergutmachung
Exodus/Sjemot 10:1–13:16
door Rob Cassuto
In hoeverre mogen de slachtoffers van slavernij of vergelijkbare uitbuiting alsnog het loon vragen voor de arbeid die zij of hun voorouders hebben geleverd al dan niet met vergoeding voor het leed dat zij hebben geleden? Of compensatie claimen voor het door hen gederfde aandeel in de opbrengsten, die hun onderdrukkers over hun rug hebben genoten? Het is een vraag die in deze tijd eerder aan actualiteit heeft gewonnen dan ingeboet. In de parasja Bo (1) vinden we een eerste behandeling van deze kwestie in de geschiedenis.
Als het vertrek van de Israëlieten uit Egypte aanstaande is – net voordat de laatste plaag, de dood van de eerstgeborenen, over het land zal komen – verzoekt Mozes zijn landgenoten dringend (11:2 ), dat iedereen zilveren en gouden sieraden aan zijn (Egyptische) buren moet vragen, de mannen aan hun buurman, de vrouwen aan hun buurvrouw. De Eeuwige zorgde ervoor dat de Egyptenaren het volk goedgezind waren.
Mozes bracht daarmee tot uitvoering wat al eerder hem was opgedragen in hoofdstuk 3 vers 22: Alle vrouwen moeten aan hun buurvrouw en aan de vrouwen die bij hen in huis wonen, zilveren en gouden sieraden en ook kleren vragen. Die moeten jullie je zonen en dochters laten dragen. Zo zullen jullie de Egyptenaren beroven.En bij de uittocht wordt nog eens bevestigd dat ze het ook gedaan hebben, zie hoofdstuk 12 35: Ze hadden gedaan wat Mozes had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd. 36 En de Eeuwige had ervoor gezorgd dat de Egyptenaren hun goedgezind waren, zodat ze op hun verzoek ingingen. Zo beroofden ze de Egyptenaren.
De Tora spreekt van ‘vragen’ (werkwoord sja’al) om deze kostbaarheden. Veel rabbijnen uit vorige eeuwen maakten zich niettemin zorgen over een mogelijk immoreel imago van plunderaars (2). Zij wijzen er graag op, dat de Israëlieten tijdens de laatste plaag van de driedaagse duisternis, terwijl hun eigen woonplaatsen in het licht waren, al die tijd de kans hadden alles van de Egyptenaren te stelen wat los en vast was; maar dat hebben ze niet gedaan en daarmee hun hoge morele peil bewezen in de ogen van de Egyptenaren. Daarvoor waren de Egyptenaren dankbaar en was het voor hen niet moeilijk hun kostbaarheden vrijwillig weg te geven.
Maar was dat vragen ook niet gebaseerd op een recht van de Israëlieten op materiële genoegdoening voor vele jaren slavenarbeid – gederfd loon zou je kunnen zeggen – en compensatie voor daarmee gepaard lijden? Rabbeinu Chananel (11e eeuw) zegt het heel duidelijk: De Eeuwige zorgde ervoor dat de Egyptenaren zich er terdege van bewust waren, dat niets dat ze zouden geven kon opwegen tegen het loon dat deze mensen al die jaren nooit hadden ontvangen. Net zoals vele andere commentatoren wijst hij op de parallel met het voorschrift aan de eigenaar die zijn slaaf vrijlaat (Devarim/Deuteronomium 15: 12): u moet hem met gulle hand een deel geven van uw kudde, van uw graan en uw wijn, of van wat de Eeuwige u ook maar heeft toebedeeld. 15 Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte totdat de Eeuwige, uw God, u bevrijdde. Daarom geef ik u vandaag dit gebod.
De Israëlieten hadden het recht om na zoveel jaren slavenarbeid niet met lege handen te vertrekken. Waar er geen werelds gerechtshof bestond om de Egyptische overheid te dwingen om aan deze verplichtingen te voldoen, zorgde een hemels gerechtshof ervoor, dat in de loop der gebeurtenissen dit universeel recht op genoegdoening werd gerealiseerd, aldus ongeveer commentator Umberto Cassuto (3). En dan hebben we het nog alleen maar over het gederfde loon en niet over de gepleegde misdaden zoals de door farao bevolen moord op de Israëlitische pasgeboren jongetjes.
Het hemels gerechtshof heeft nu zijn plaats afgestaan aan menselijke gerechtshoven en politieke commissies. Herstelbetalingen voor tijdens perioden van slavernij en oorlog geleden leed en gedane dwangarbeid staan momenteel weer in het centrum van de belangstelling, evenals emotionele genoegdoening in de vorm van excuses. Een voorbeeld is de discussie over de slavernij periode in de Nederlandse koloniale geschiedenis.
Nederland heeft in de 17e tot begin 19e eeuw zeshonderdduizend slaven vanuit Afrika verhandeld, deels naar Suriname. Toen de slavernij in Nederland in 1863 werd afgeschaft zouden volgens de rabbijnse uitleg deze slaven recht hebben gehad op uitbetaling van het loon voor de vele jarenlang geleverde arbeid. In plaats daarvan kregen de slavenhouders 300 gulden schadeloosstelling en moesten de ex-slaven nog verplicht 10 jaar lang op de plantages doorwerken alvorens als vrij man te mogen gaan en staan waar ze wilden. (4) Momenteel klinkt de roep om emotionele en materiële genoegdoening weer luid, mede onder de invloed van de Black Lives Matter beweging. Spijt heeft de Nederlandse regering betuigd in 2013, excuses (dat is kennelijk een stapje verder) kunnen er nog niet af, gezien de financiële claims die daarna zouden kunnen volgen. Overigens zouden de juridische kansen voor een succesvolle claim minimaal zijn, nu de slavernijperiode vele generaties achter ons ligt. (5) Een causaal verband tussen het slavenbestaan van meer dan honderdvijftig jaar geleden en de materiële en psychische toestand van de individuele nakomelingen nu (die hun afstamming ook zouden moeten kunnen aantonen) is haast niet juridisch aantoonbaar, al is de morele verantwoordelijkheid voor de sociaal culturele gevolgen daarmee niet verdwenen. (6) Aantoonbaarheid van causaal verband was uiteraard geen centraal probleem bij de Duitse herstelbetalingen aan de (nakomelingen van) de Joodse oorlogsslachtoffers in de Tweede Wereldoorlog.
Ook nu is slavenarbeid of daarmee gelijk te stellen uitbuiting wereldwijd aanwezig en zal de roep om compensatie nog vaak klinken.
Toch zou je je kunnen afvragen: als de Israëlieten recht hadden op compensatie waarom moest Mozes er dan op aandringen dat ook te vragen? Het zou te maken kunnen hebben met de walging die de vernederden en onderdrukten kunnen voelen als ze contact moeten hebben met hun voormalige folteraars of beulen, de weerstand om nog iets met hen te maken te hebben, de trots om iets van hun rijkdommen aan te nemen, waar compensatie voor het onrecht en psychisch leed eigenlijk onmogelijk is. Een aanmoediging om hierom toch te vragen is dan nodig: vandaar de aandrang van Mozes. (7) Nog recent in het begin van de nieuwe natie Israël hebben we dat zich zien afspelen.
Begin vijftiger jaren van de vorige eeuw was Menachem Begin rabiaat tegen onderhandelen met de Bondsrepubliek Duitsland over herstelbetalingen ter waarde van anderhalf miljard dollar. Kon dit akkoord wel geaccepteerd worden? Heftig werd het debat gevoerd. Het was een klap in het gezicht van de overlevenden en hij zou het akkoord bestrijden op leven en dood. Het merkwaardige is dat een enquête onder het volk uitwees, dat 80% het met hem eens was, aanhangers van hem bestormden zelfs de Knesset. Ben Gurion loodste het niettemin door hem met de Bondsrepubliek gesloten akkoord succesvol door het parlement (61 vóór, 50 tegen, 5 onthoudingen); uiteindelijk heeft de opbouw van Israël hier wel bij gevaren.(8)
Noten
(1) Verschillende commentaren op de parasja Bo zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website
(2) Naast ‘vragen’ is er sprake van ‘beroven’ (werkwoord ‘ nitseel ‘) van Egyptenaren, althans zo wordt het vrijwel overal vertaald, soms zelfs met plunderen (Engels: spoil). Het kenmerk van roven is toch dat je neemt tegen de wil van de beroofde en niet vraagt (tenzij onder dreiging van geweld). Is het wel een zuivere vertaling? Het woordenboek van Pimentel geeft voor ‘nitseel’ ook de betekenis van ‘exploiteren, gebruik maken van’. Omdat de Egyptenaren zoals de tekst meldt graag hun goud, zilver en kleren gaven – wellicht ook uit angst voor verdere rampen – lijkt een vertaling van ‘van de gelegenheid gebruik maken’, ‘ausnützen’ beter op de plaats. Umberto Cassuto spreekt over dit ‘roven’ van een stilistische overdrijving. Een samenvatting van rabbijnse meningen in het commentaar van Rabbijn Samson Raphael Hirsch ad loc.
(3) Umberto Cassuto, a Commentary on the Book of Exodus, p. 44
(4) https://historiek.net/slavernij-suriname-a-curacao/4386/
(5) Over de excuses van de gemeente Amsterdam
(6) Bij het congres van de US ligt een voorstel over reparations voor de black community
(7) uitgebreider zie https://www.hagalil.com/archiv/2004/10/wiedergutmachungsabkommen.htm (8) Hoewel de omstandigheden tussen deze Wiedergutmachung en de Exodus niet volledig vergelijkbaar zijn, zou Nachmanides dit waarschijnlijk hebben ondersteund. Hij ziet het geven van de gouden en zilveren voorwerpen als een erkenning van schuld door de Egyptenaren en als een impliciete vraag om vergiffenis; het ontvangen van de geschenken geeft de Israëlieten de gelegenheid vergiffenis te schenken en daarmee hun wrok en boosheid in Egypte achter te laten en zich te openen voor een nieuwe vrijheid (zo ongeveer de weergave in Harvey Fields, in zijn ‘Commentaar voor deze tijd’ Exodus, p 30).