Sjemot/Exodus 13:16-18
Terug naar Egypte?
Wie ooit echt honger of dorst heeft geleden zal weinig belangrijker vinden dan een stuk brood of een slok water voor hemzelf en vrouw en kinderen. Je moet wel sterk in je schoenen staan om je zonder eten en drinken bezig te houden met verheven zaken. De Israëlieten, net ontkomen aan de slavernij onder farao’s juk, hebben dat aan den lijve ervaren, zo lezen we in deze parasja Besjalach (1). Momenten van grote vreugde om de herwonnen vrijheid wisselden af met momenten van ontbering en wanhoop. Wanhoop aan de oever van de Rietzee toen het achtervolgende leger van de farao akelig dichtbij kwam, vreugde na de wonderlijke doortocht door de Rietzee. Wanhoop toen na een paar dagen in de woestijn de dorst toesloeg, opluchting toen die gelest kon worden bij de Mara bron. Daarna diende de honger zich aan. Een maand later in de dorre woestijn van Sin is het proviand van de uit Egypte meegenomen matzot op. Het volk jammert en klaagt bij zijn leiders, Mosjee en Aharon (Exodus/Sjemot 16:3): De Israëlieten zeiden tegen hen: Och, waren wij maar door de hand van de Eeuwige gestorven in het land Egypte, toen wij bij de vleespotten zaten en brood aten tot verzadiging toe! Want u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven.
Rabbijn Samson Raphael Hirsch (2) heeft empathie voor de indringende verwijten van het volk aan de leiders: alle wonderen die het volk tot nu toe waren overkomen verloren hun betekenis in het gezicht van een mogelijke hongerdood van vrouw en kind. Hij citeert een gezegde: ‘het voorzien in dagelijks brood is een groter wonder dan het splijten van de Rode zee’. Werkelijke honger of de dreiging daarvan legt alle principes en goede voornemens het zwijgen op en zolang de mens niet is bevrijd van de drukkende last van de zorg voor het dagelijks brood is er geen ruimte voor de verwezenlijking van het programma van de vroomheid.
In toestanden van grote spanningen en hoge nood gaan mensen het verleden, dat meestal bepaald niet zo geweldig was, idealiseren. De Israëlieten dachten niet meer aan de onvrijheid en wreedheid van het slavenbestaan. Het karige rantsoen, dat ze als slaven kregen werd opgeblazen tot overvloedige vleespotten en broden. Later zeggen ze ook nog vis, komkommers, watermeloenen, prei, uien en knoflook van hun slavenmeesters te hebben gekregen (Num 11:5). (3) Honger roept fantasieën op van voedzame maaltijden.
De hang naar een geïdealiseerd verleden is sterk. Van de tien keer, dat de Israëlieten in kommervolle en benauwende omstandigheden tegen Mozes protesteerden maakten ze zeven keer gewag van een hevig terugverlangen naar Egypte. Zelfs veertig jaar later maakte een nieuwe generatie, die genoeg had van de lange en moeizame tocht en het eenzijdige voedsel, Mozes het verwijt, dat hij hen uit het land van de farao had gebracht.
We herkennen deze regressieve reactie in tijden van spanning ook nu nog.
Was de gouden eeuw wel zo goud? Waren de Oost-Duitsers ondanks hun onvrijheid onder het communisme niet beter af? Waren de vijftiger jaren van de vorige eeuw met dat touwtje uit de brievenbus wel zo authentiek en onbedorven?
Het verhaal van de Israëlieten maakt wel duidelijk, dat teruggaan naar het verleden geen oplossing is. Omkeren naar Egypte was geen optie meer. Ondanks alle ellende en protesten zat er voor de Israëlieten niets anders op dan moedig voorwaarts te gaan, telkens weer. Er kwamen oplossingen, het bittere water bij Mara werd zoet, het manna en de kwakkels vielen letterlijk uit de lucht, wonderlijke gebeurtenissen die als goddelijk ingrijpen werden begrepen.
In de huidige tijd moeten mensen zelf de verantwoordelijkheid oppakken en de hun gegeven vindingrijkheid aanwenden (en misschien het wonder afdwingen). Het enige wat het verleden biedt is dat we ervan kunnen leren.
Ook nu in deze coronatijd lijden we aan honger naar fysiek en persoonlijk contact, velen hebben grote economische zorgen. Klachten en protesten zijn niet van de lucht. In ons groeit iedere dag het verlangen naar hoe het vroeger was, vóór de pandemie, de tijd die we ‘het oude normaal’ noemen, een tijd die we wellicht spoedig al gaan idealiseren. Maar naar dat oude normaal kunnen we niet meer terugkeren. Hopelijk willen we het niet ten koste van alles opnieuw creëren. Het ligt definitief achter ons met al zijn (schijnbare) zekerheden. Het nieuwe normaal post corona dient zich aan. En het is aan ons hoe dat eruit gaat zien.
noten
(1) Verschillende commentaren op de parasja Besjalach zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website
(2) Rabbijn Samson Raphael Hirsch, de Pentateuch, Exodus, ad 16:2
(2) Dat karig rantsoen is mijn veronderstelling. De midrasj in de Mechilta de Rabbi Yisrael, ad 16:3 schildert een heel rooskleurig beeld van het voedsel van de slaven in Egypte.
RC jan 2021