Sjabbat 5 september 2020 / 16 Elloel, Ki Tavo, Dewariem/Deuteronomium 26:1 – 29:8

                Tanach blz. 401 – 410

Haftara: Jesjajahoe 60:1 – 22

                Tanach blz. 902

 Vertaler: Channa Kistemaker

Commentaar: Rabbijn Jethro Berkman is afdelingsleider Jewish Education van Gann Academy, een pluralistische Joodse middelbare school in Waltham, MA.

Oorspronkelijke Engelse tekst: https://www.myjewishlearning.com/article/forging-the-intergenerational-self/

__________________________________________________________________________

Een ‘intergenerationeel zelf’ opbouwen

Net als bijna heel Dewariem, beschrijft sidra Ki Tavo wat de Jisraëlieten moeten doen zodra ze in het Beloofde Land aankomen. Zoals we zouden verwachten, moeten ze, nadat ze zich in het land hebben gevestigd, gewassen en boomgaarden en wijngaarden planten om in hun levensonderhoud te voorzien. Maar elk jaar, wanneer de oogst rijpt, wordt elke Jisraëliet opgedragen om een ​​offer van de eerstelingen naar de Tempel te brengen en daarbij deze woorden uit te spreken:

“Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als een vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk. De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen: ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid. Toen smeekten we de Eeuwige, de God van onze voorouders. Hij hoorde ons hulpgeroep en zag ons ellendig slavenbestaan. En de Eeuwige bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm, op angstaanjagende wijze, met tekenen en wonderen. Hij bracht ons hierheen en gaf ons dit land, dat overvloeit van melk en honing. Eeuwige, hierbij breng ik U de eerste opbrengst van het land dat U me gegeven hebt” (Dewariem 26:5 – 10).

Als waardering voor deze overvloed aan voedsel en levensonderhoud, wordt van de Jisraëlieten niet gevraagd te danken voor de regen, of de zon, of zelfs voor de oogst. In plaats daarvan moeten zij het verhaal van hun volk – het verhaal van hun voorouders – herdenken en navertellen. Door deze woorden uit te spreken, leven de Jisraëlieten niet alleen in het huidige moment, staande voor de priester in Jeruzalem, maar ook in het verleden, waarbij ze zichzelf smeden tot levende schakels in een heilige ketting die generaties ver terug gaat.

We leven in een cultuur die ongemerkt het tegenovergestelde aanmoedigt. De consumentencultuur waardeert wat nieuw is en wat je weg kan gooien hoger dan wat oud en duurzaam is. Velen van ons merken dit gebrek op. Onder de afleiding van nieuwe apps en snelle sms-berichten voelen we de drang om verbonden te zijn met iets dat blijvend en wezenlijk is. We verlangen ernaar om verbinding te maken met onze wortels.

Interessant is dat we ons er steeds meer van bewust worden dat het emotioneel gezond is om te weten waar we vandaan komen. Uit een groot aantal onderzoeken blijkt dat verbindingen met vrienden, familie en de gemeenschap van wezenlijk belang zijn voor een gelukkig en gezond leven, noodzakelijk om veerkrachtig te kunnen reageren op de uitdagingen van het leven.

Een voorbeeld hiervan vinden we in het werk van de psychologen Marshall Duke en Robyn Fivush van Emory University. Zij vroegen kinderen om vragen over hun familiegeschiedenis te beantwoorden. Weet je waar je grootouders zijn opgegroeid? Weet je waar je vader en moeder naar de middelbare school gingen? Ken je een ziekte of iets heel vreselijks dat in jouw familie heeft plaatsgevonden?

De resultaten waren verbluffend. Hoe meer kinderen van hun familiegeschiedenis afwisten, hoe groter hun zelfrespect, hoe groter hun gevoel van controle over hun leven en hoe meer ze geneigd waren te denken dat hun gezin goed functioneerde. De ‘Weet je?’-schaal bleek uitstekend in staat te zijn om de emotionele gezondheid en het geluk van kinderen te voorspellen. Duke vatte zijn onderzoek samen en zei dat kinderen die het meest veerkrachtig zijn, een (in hun termen) sterk ‘intergenerationeel zelf’ hebben. Met andere woorden: ze zijn zich ervan bewust dat ze deel uitmaken van iets groters dan zijzelf.

De meest veerkrachtige en gezonde kinderen zijn degenen met een gevoel van eigenwaarde dat is geworteld in familieverhalen uit het verleden. Verhalen die helpen vorm te geven aan de verhalen van de toekomst. Deze kinderen zijn ingebed in een vervolgverhaal dat verder gaat dan hun persoonlijke leven. De verhalen van het Joodse volk, zowel mythisch als historisch, kunnen eenzelfde rol spelen als deze familieverhalen. Wanneer we deze verhalen vertellen en ons daarin plaatsen, bouwen we in onszelf een intergenerationeel zelf op.

Dit is misschien de reden dat de passage uit Dewariem ook wordt gereciteerd tijdens de Pesach-seider, bij uitstek de feestdag die van ons vraagt ​​om ons te verbinden met het verhaal van onze voorouders. Zowel in sidra Ki Tavo als tijdens Pesach kunnen we deze passage reciteren, in het besef dat we een essentieel onderdeel zijn van het drama waarvan het de oorsprong aangeeft.

Het oude gebod van de eerste vruchten bevat voor ons vandaag een kernachtige wijsheid. Terwijl we ons door ons drukke leven haasten, zouden we tijd moeten nemen om stil te staan, om de overvloed in ons leven te waarderen en te gedenken waar we vandaan komen. Het delen van de verhalen van onze familie en ons volk herinnert ons eraan dat we, als we verder kijken dan de duur van ons leven, zien dat we niet zomaar door de tijd dwalen, maar dat ieder van ons een kostbaar woord is in een indrukwekkend, zich voortdurend ontwikkelend verhaal.