Blazen op een grote bazuin
door Rob Cassuto
Veel bijbelwetenschappers zijn het erover eens, dat het bijbelboek Jesaja (Jesjajahoe) is geschreven door minstens twee personen. Men onderscheidt een eerste Jesaja en een tweede Jesaja, die dan deutero (tweede)- Jesaja wordt genoemd. Tot hoofdstuk veertig spreekt de eerste Jesaja, die leefde in de turbulente achtste eeuw, vanaf hoofdstuk veertig is een tweede Jesaja aan het woord die waarschijnlijk leefde in de babylonische ballingschap in de zesde eeuw.
De Jesaja van deze haftara profeteert tegen de misstanden in het noordelijk rijk Israël – meestal aangeduid met Efrajim – , dat in Jesaja’s tijd na de val van de hoofdstad Samaria (Sjomron) en de deportatie van de inwoners naar Assyrië al verdwenen was. Maar ook het zuidelijke koninkrijk Juda dat nog even zal bestaan krijgt ervan langs.
De jammer over ellende, verwoesting en verbanning wordt afgewisseld met profetieën van herstel, verlossing van Israël en grote nieuwe bloei. Wat betreft de parallel met de parasja Sjemot: het boek Genesis eindigde met het settelen van Jacob met zijn huishouding in Egypte, de parasja Sjemot – de eerste parasja van het boek Exodus/Sjemot – treft de afstammelingen van Jacob aan in grote ellende en beschrijft de eerste stappen die worden gezet door Mosjee op de weg naar verlossing die leidt naar de uiteindelijke bestemming van het land Israël.(1)
De haftara begint in majeur:
27 6 In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten,
Israël zal bloeien en groeien
en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen.
Rasji ziet in zijn middeleeuws standaardcommentaar in deze niet geheel heldere Hebreeuwse tekst overigens geen toekomende tijd, maar een verleden tijd; hij meent een toespeling te lezen op Jacobs komst naar Egypte en de uitgroei van zijn nakomelingen tot een vruchtbaar volk.
Dan komen wat mistige passages van tegenslag en ontbering, bv over een stad die is gestraft en die nu leeg en verlaten is, vermoedelijk de stad Samaria (staande voor het noordelijk rijk Israël), die na een lange belegering in 721 BCE viel. Maar ooit komt er een betere dag:
27 12 Op die dag zal het gebeuren
dat de Eeuwige de aren zal uitkloppen
vanaf de rivier tot aan de Beek van Egypte;
en ú, Israëlieten, zult worden opgeraapt,
één voor één.
Het beeld van het dorsen van graan wordt hier gebruikt. Eerst worden de aren geklopt en dan worden de korrels opgeraapt en verzameld. Zo zullen de ballingen worden verzameld, vanaf de rivier (dwz de Eufraat) en vanaf de rivier de Nijl, zeg maar vanaf de vier hoeken van de aarde, wat genoemd wordt de kibboets galoejot , inzameling der ballingen. Dat beeld wordt nog sterker aangezet in het volgende vers.
13 Op die dag zal het gebeuren
dat op een grote bazuin geblazen zal worden
Dan zullen zij komen die verloren waren in het land van Assyrië,
die verdreven waren naar het land Egypte.
En zij zullen zich voor de Eeuwige neerbuigen
op de heilige berg in Jeruzalem.
De grote bazuin ( sjofar gadol ) is in eschatologische uitleg de bazuin van de messiaanse tijd, die de komst van alle ballingen naar Jeruzalem met een geweldig geluid zal aankondigen.
Natuurlijk is dit in het Jodendom als een letterlijk te nemen profetie over een politieke toekomst opgevat. En gedeeltelijk lijkt het uitgekomen. Tegenwoordig woont de helft van de Joodse wereldbevolking in het wonderlijk herrezen Israël, dat nu een bonte en diverse verzameling Joden (en Arabieren) huisvest, maar tevens ook een potentiële thuishaven blijft bieden voor de Joden in de diaspora.
Toch doen we er beter aan de voorzegging van Jesaja niet politiek, maar meer allegorisch op te vatten als een visioen over een grote spirituele ommekeer van alle Joden (cq alle mensen), ‘ één voor één’ , zegt de tekst en dat betekent volgens de rabbijnen: onverschillig of we orthodoxe, liberale of seculiere Joden zijn. Die terugkeer uit Egypte en Assyrië uit het vers kan je ook symbolisch uitleggen. Egypte is in het Hebreeuws mitsrajiem wat ook te vertalen is als ‘nauwten’, ‘benauwenis’, een plaats van psychische en materiële onderdrukking, waar de ziel verkwijnt. Assyrië is in het Hebreeuws asjoer , dat verwant is met osjer , rijkdom en luxe, een plaats van overdaad, waar de ziel wordt vergeten.(2) Terugkeer uit Egypte en Assyrië naar Jeruzalem is terugkeer uit respectievelijk slopende repressie en verblindende luxe naar een plek waar de ziel zich kan manifesteren in zijn ware gedaante van dankbaarheid en liefde, mag ik dat ‘neerbuigen op de heilige berg in Jeruzalem’ zo duiden? Die terugkeer hoeft niet massaal te zijn en je hoeft niet te wachten tot de messiaanse tijd. Iedere moment van persoonlijke terugkeer naar die plek brengt de messiaanse tijd juist een heel klein beetje meer nabij.
De haftara gaat verder met een beeldende beschrijving van hoe volk en priesters in het noordelijk en zuidelijk rijk in hun beschonken staat de boodschap van Jesaja niet begrijpen; priesters en (valse) profeten ‘zwalken bij het uitleggen van het visioen, zij struikelen tijdens hun gerechtelijke uitspraak. Ja, alle tafels zitten vol walgelijk braaksel, geen plek is schoon.’
De haftara besluit echter met een hoopvolle noot, zie de verzen 22 en 23 uit hoofdstuk 29.
Noten
(1) Verschillende commentaren op Sjemot zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website .
(2) Deze uitleg is een vrije bewerking van mij van een weergave van een uitleg door de Lubawitscher rebbe