Sjabbat 8 augustus 2020 / 18 Av, Ekev,  Dewariem/Deuteronomium 7:12 – 11:25

                Tanach blz. 366 – 375

Haftara: Jesjajahoe 49:14 – 51:3

                Tanach blz. 885

Vertaler: Mirjam Ringer

Commentaar: Chazzan Elizabeth Sacks is eerste chazzan van Temple Emanuel in Denver, Colorado.

Oorspronkelijke Engelse tekst: https://reformjudaism.org/learning/torah-study/eikev/live-bread-not-bread-alone

__________________________________________________________________________

Leef op brood, maar niet op brood alleen

In de sidra Ekev lezen we: “Een mens leeft niet van brood alleen.” (Dewariem/Deuteronomium 8:3). Dit korte zinnetje kun je tegenwoordig vinden op T-shirts, posters en in de titels van talloze kookboeken en is daarmee een van de bekendste verzen van Ekev en waarschijnlijk van heel Dewariem. Gewoonlijk is deze uitdrukking gaan betekenen dat louter fysieke voeding niet voldoende is voor een leven dat voldoening geeft. Mensen hebben immers ook spirituele en culturele voeding nodig en verlangen daarnaar. Veel Joodse commentaren hebben opgemerkt dat in de originele tekst deze uitdrukking eigenlijk het tegenovergestelde suggereert van onze gebruikelijke uitleg. Het is juist zo dat mensen kunnen overleven op andere zaken behalve brood. Of zoals rabbijn W. Gunther Plaut zegt in zijn essays over deze tekst: “God leerde je in de woestijn dat je behoeften vervuld kunnen worden met elk middel dat God verkiest” – en niet alleen brood. (The Torah: A Modern Commentary, rev.ed. [NY: CCAR Press, 2005] blz. 1241)

Zowel de alledaagse als de gebruikelijke Joodse uitleg van deze uitdrukking haalt de aandacht weg van het fysieke. En toch neemt sidra Ekev als geheel ruimschoots de tijd om het lichamelijke te benadrukken en daarop te zinspelen. De taal van de sidra geeft het lichamelijke een groot gewicht. We worden meteen overspoeld door referenties aan ons stoffelijke zelf:

“[God] zal u zijn liefde betonen, u zegenen en u talrijk maken. Zijn zegen zal rusten op de vrucht van uw baarmoeder …” (Dewariem 7:13)

“de grootse daden die u met eigen ogen hebt gezien …” (Dewariem7:19)

“[God] liet u honger lijden en gaf u manna te eten uw kleren raakten niet versleten en uw voeten zwollen niet op.” (Dewariem 8:3-4)

“Wanneer u volop te eten hebt en mooie huizen bouwt om in te wonen…” (Dewariem 8:12)

“Elk stuk grond dat uw voeten betreden, zal van jullie zijn …” (Dewariem 11:24)

Mosjé legt ook de nadruk op zijn eigen lichamelijke handelingen als hij vertelt over zijn rol in het verhaal van het gouden kalf:

“Veertig dagen en nachten bleef ik op de berg, zonder iets te eten of te drinken.” (Dewariem 9 :9)

“Ik greep de twee platen en smeet ze met mijn twee handen kapot.” (Dewariem 9:17)

“Het bewijs van uw wangedrag, het stierenbeeld dat u gemaakt had, heb ik verbrand en verbrijzeld, versplinterd en verpulverd, het stof dat overbleef heb ik in de bergstroom gegooid.” (Dewariem 9:21)

Zelfs de gebruikelijke lichamelijke metaforen zijn er in overvloed in deze sidra. We lezen over Gods sterke hand en opgeheven arm (Dewariem 7:19 en 11:2), dat we een hard-nekkig volk zijn (Dewariem 9:6, 9:13, 10:16) en dat we moeten lopen op de weg die God ons wijst. (Dewariem 8:6, 10:12)

Deze herhaalde nadruk op lichamelijkheid herinnert ons eraan dat we ons niet alleen intellectueel en spiritueel met onze traditie bezig moeten houden, maar dat we onze band ermee letterlijk moeten belichamen. We moeten onze relatie met God en met elkaar kracht bijzetten met onze handen, ogen, mond en voeten.

 Ook de Talmoed herinnert ons herhaaldelijk aan het belang van ons fysieke zelf en de noodzaak om onze lichamen te verzorgen om een meer vervuld leven te leiden. In Bava Batra 12b lezen we: “Rabbi Avdimi uit Haifa zegt: Voordat een persoon eet en drinkt heeft hij twee harten. Dit betekent dat zijn hart onrustig is, omdat hij wordt afgeleid door de honger. Nadat hij gegeten en gedronken heeft, heeft hij maar één hart.” Rabbi Avdimi leert ons dat we aandacht moeten besteden aan onze honger om ons te kunnen concentreren.

In Sjabbat 152a leren we: “De Rabbijnen onderwezen ons in de naam van Rabbi Meir: Vermaal voedsel met je tanden en je voeten zullen de kracht vinden om je lichaam te dragen”. Rabbi Meir benadrukt dat we onszelf moeten voeden als we vooruit willen komen in ons leven.

En tenslotte verheldert Sanhedrin 110b deze passage van Malachi: “Want zie de dag komt, die brandt als een oven. Wie hoogmoedig zijn of wie zich goddeloos gedragen, zullen dan slechts stoppels zijn, die door de hitte van die dag worden verschroeid – zegt de Eeuwige Tsevaot. Geen wortel of tak zal er van hen overblijven”. (Malachi 3:19) De Talmoed geeft aan dat “wortel” slaat op de ziel en “tak” op het lichaam. Terwijl onze ziel vergeleken kan worden met de wortels van een boom, is ons lichaam de takken. Hier stelt de Talmoed dat terwijl de ziel ons op onze plaats houdt en ons voedt, ons lichaam letterlijk naar de wereld reikt.

In het benadrukken van de lichamelijke dimensie van onze traditie biedt de sidra Ekev ons een wezenlijke aanvulling op de intellectuele en spirituele facetten van onze relatie met God, die al eerder in Dewariem werden verkend met de Tien Woorden en het Sjema. Deze drie afdelingen gezamenlijk – de Tien Woorden, het Sjema in Parashat Waètchanan en de sidra Ekev,  vormen samen de tweede toespraak van Mosjé in het boek Dewariem . (Dewariem 4:44 – 11:25) Zo leert ons de structurele interpretatie van Dewariem, die in The Torah: A Modern Commentary, rev.ed. (blz. 1184-1227) wordt gepresenteerd. Door deze tweede toespraak inspireert Mosjé ons en daagt hij ons uit om over elk van deze aspecten van onze traditie te reflecteren: de intellectuele, de spirituele en de lichamelijke aspecten.