Vertrekken en opnieuw beginnen

Beresjiet/Genesis 28:10 – 32:4

door Rob Cassuto

In deze parasja (1) vertrekt Jacob uit zijn vaderhuis te Berseba (Beër Sjeva) op de vlucht voor zijn op wraak beluste broer, wiens vaderzegen hij slinks aan vader Isaac had ontfutseld. Zijn bestemming is Paddan Aram (in het tegenwoordige Syrië) de woonstede van zijn oom Lawan. N.a.v. de vorige parasja belichtte ik het thema broederstrijd, dat door het hele boek Genesis (en de geschiedenis) heen speelt. Het thema dat ik nu graag naar voren haal is vertrekken en opnieuw beginnen, dat kenmerkend is voor Jacob, de geschiedenis van de Israëlieten en de Joden in breed verband.

Het vertrekken en opnieuw beginnen neemt een aanvang bij Jacobs grootvader Avraham (voorafgegaan door het vertrek van vader Terach uit Ur). Het afscheid van zijn vertrouwde familie in Charan is voor Avraham noodzakelijk om onafhankelijk van de religieuze praktijken van zijn familie een nieuw leven te beginnen naar zijn eigen inzichten over de Ene godheid van rechtvaardigheid en mededogen. Avraham vertrok in het gezelschap van zijn vrouw Sara, zijn personeel en zijn vee naar Kanaän en vaak brak hij op om weer elders in deze streken neer te strijken.

Zijn kleinzoon Jacob die zich ambitieus – al was het meer met list dan met eerlijke middelen – had opgeworpen als erfgenaam van Avrahams geloofsgoed stond misschien nog wel voor een grotere onderneming toen hij moederziel alleen uit Berseba vertrokken was, – en met een volstrekt open toekomst voor zich – zijn moede lijf voor een eerste nachtrust onder de blote hemel neerlegde met een paar stenen om zijn hoofd als bescherming en hoofdkussen. Daar kreeg hij zijn beroemde droom over de ladder naar de hemel met de engelen die naar boven en beneden gingen. De meest eenvoudige uitleg van de engelen is misschien dat de naar boven gaande engelen vooral smeekbeden om bescherming waren van de eenzame man in een vreemde omgeving. De neergaande engelen waren dan de tekenen van bevestiging van die bescherming. Bescherming klonk ook door in de woorden die Jacob in zijn droom hoorde van de Eeuwige die bij hem (alav) stond (28:13).

De midrasj vertelt hoe Jacob in de droom door de Eeuwige een vergezicht in de toekomst werd gegund. (2) Laten we ons eens voorstellen dat hij gezien zou kunnen hebben hoe hij en na hem zijn nakomelingen tot in honderden generaties menigmaal zouden opbreken, inpakken (of zelfs dat niet), vertrekken, zich weer zouden vestigen en opnieuw beginnen.

Bij zijn oom Lavan zag Jacob zich uitgroeien tot een vermogend man met een groot gezin, maar na twintig jaar zag hij het moment aangebroken voor vertrek en een nieuw begin, dat zijn culminatie zou vinden toen tijdens zijn existentiële gevecht met de engel hem een nieuwe naam werd gegeven: Israël. Na bijlegging van het conflict met zijn broer Ezau zou na vele jaren Jacob nog eenmaal moeten opbreken om naar een heel nieuw land te gaan, Egypte. Daar was zijn zoon Jozef al eerder naar vertrokken om daar – beginnend als slaaf – op te klimmen naar vicekoning. Maar niet alleen Jacob vestigde zich op zijn oude dag nog in een vreemd land, ook zijn elf andere zonen deden dat door hongersnood gedwongen en bleven daar om gedurende vierhonderd jaar uit te groeien tot een grote menigte die na dat lange verblijf toch ook weer geroepen werd te vertrekken om bij de heilige berg te horen hoe Avrahams erfenis door bemiddeling van Mozes nu in een revolutionaire verbale vorm werd gegoten als basis voor een functioneren als een nieuw volk: de Tora.

Gesetteld in de streken waar de aartsvaders als nomaden hadden geleefd, waren ze toch niet bestemd om daar voor altijd te blijven. Een vernieuwing vormden de profeten die steeds waarschuwden om de richtlijnen van de Tora te blijven volgen, maar dat mocht niet baten. Na vijfhonderd jaar roerig verblijf in Kanaän  werden de Judeeërs in ballingschap afgevoerd naar het Babylonische rijk in Mesopotamië, een ballingschap die na zeventig jaren werd afgesloten met een terugkeer in Judea. Die ballingschap luidde tegelijkertijd een vernieuwing in van het geloofs- en gedachtegoed in de vorm van de definitieve optekening daarvan onder leiding van Ezra, hetgeen het begin betekende van een nieuwe praktijk van uitleg en commentaar. Vanaf het jaar 70, de verwoesting van de tempel te Jeruzalem, begon het massale vertrek uit de Romeinse provincie Palestina. Het einde van de tempel en het verblijf in vreemde landen bracht wel weer een vernieuwing met zich mee, de mondelinge leer werd opgetekend en zo behouden voor volgende generaties: de Talmoed en de midrasj.

Tweeduizend jaar ballingschap nam een aanvang, tweeduizend jaar waarin steeds gemeenschappen van Joden – soms na vele eeuwen – door vervolging of verbanning werden gedwongen, soms na moordpartijen en met achterlating van vele doden, te vertrekken en elders opnieuw te beginnen. Maar steeds werd de geestelijke erfenis van Avraham en Mozes en de daaropvolgende leraren meegenomen en ieder generatie bracht weer nieuwe vernieuwende inzichten aan. De twintigste eeuw kende een ongekende opleving van antisemitisme en tegelijkertijd de terugkeer van Joden naar de plek van oorsprong in toenemende golven. Het verbijsterende dieptepunt van de sjoa gaf niettemin een definitieve push aan de stichting van de staat Israël.

Vertrekken en opnieuw beginnen gaf, zoals boven geschetst, vaak een impuls tot creatieve vernieuwing van het gedachte- en geloofsgoed in de Joodse gemeenschap.  Is dat fenomeen nu met de massale terugkeer en thuiskomst in het zo lang beloofde land nu tot stilstand gekomen?  Om weer een nieuw begin te maken met de toekomst, om uit de verstarring van een volhardende en benauwende status quo of een proces van verval in routine en vastgeroeste posities te stappen naar nieuwe creatieve nieuwe verhoudingen, moeten we in Israël (en als we Israël zien als pilot project voor de wereld, ook in de wereld) beslist niet wachten tot geweld of noodzaak daartoe dwingt.

Noten

(1)  Verschillende commentaren op de parasja Wajetsee zijn te vinden in mijn boek   REIZEN DOOR DE TORA   , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn   website  

(2) Bijv. De midrasj veronderstelt dat Jacob in de engelen die de ladder op en neer gingen de komende rijken ziet die in de verre toekomst zullen opkomen en weer verzinken, zoals de Babyloniërs, de Meden en Perzen, de Grieken en de Romeinen. (Pirké de Rabbi Eliezer 35)
Gen 28:  ‘Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is’ ontlokt het rabbijns commentaar, dat dit slaat op de behandeling van de Joden in hun verbanning als stof waar je op trapt, maar ook op stof als het positieve fenomeen: stof dat hoger opwaait dan de persoon die erop trapt, verwijzend naar dat de Joden hoger zullen rijzen dan de volken die hen vernederen. (Rabbeinu Bachya ad loc)