Sjabbat 18 juli 2020 / 26 Tammoez, Matot/Masé, Bemidbar/Numeri 30:2 – 36:13
Tanach blz. 332 – 348
Haftara: Jeremijahoe 2:4 – 28, 3:4, 4:1 – 2
Tanach blz. 915
vertaler: Benjamin Cohen
Commentaar: Rabbijn Vered L. Harris is geestelijk leider van Temple B’nai Israel in Oklahoma City.
Oorspronkelijke Engelse tekst: https://reformjudaism.org/learning/torah-study/matot-mas-ei/changing-plan-holy-way
__________________________________________________________________________
Van plan veranderen op een heilige manier
Beeld je in – bij de laatste sidra van Bemidbar/Numeri – dat we samen met onze voorouders ten oosten van de Jordaan staan. Deze week lezen we een dubbele portie: Matot/Masé. Het deel dat ik ga verkennen, begint bij Bemidbar 32 in Matot.
De stammen Reoeween en Gad bezaten veel vee. Ze zagen dat de landstreken Jazeer en Gilad, buiten het Beloofde Land, goed waren voor het vee. Vertegenwoordigers van Reoeween en Gad gingen naar Mosjé, de priester Elazar en de leiders van de gemeenschap, om toestemming te vragen zich buiten het Beloofde Land te vestigen.
Stel je voor hoe de meest vooraanstaande leider van Gad met zijn eigen stambroeders naar voren stapt en die van Reoeween vlak achter hem. Hij zegt: “Dit hele gebied ten oosten van de Jordaan, dat de Eeuwige voor het volk van Jisraëel veroverd heeft, dat gebied is zeer geschikt voor het vee.” Mosjé zegt niets. De Gadiet geeft een hint: “En wij hebben veel vee.” Mosjé zegt niets.
Met enige aarzeling vervolgt de Gadiet: “Wees zo goed uw dienaren dit gebied in bezit te geven.” Zonder een antwoord van Mosjé maakt hij duidelijk wat hij bedoelt: “Laat ons niet de Jordaan oversteken” (Bemidbar 32:4 – 5).
Mosjé reageert ten slotte met wat – in mijn oren – klinkt als een scherpe ondervraging op neerbuigende toon: “U wilt hier blijven terwijl uw broeders ten strijde trekken? Wilt u de Jisraëlieten de moed ontnemen om over te steken naar het land dat de Eeuwige hen gegeven heeft? Dat hebben uw voorouders ook gedaan, toen ik hen er vanuit Kadesj Barnea op uit stuurde om te gaan onderzoeken hoe het land was. Ze verkenden het land tot aan het Esjkoldal en ontnamen de Jisraëlieten de moed om het land dat de Eeuwige hen gegeven had, binnen te trekken” (Bemidbar 32:6 – 9).
Voor mij klinkt de stem van Mosjé boos, terwijl hij Gods woede over Kadesj Barnea in herinnering brengt en de Gadieten en Reoewenieten ervan beschuldigt wederom zondaars te zijn. Mosjé ziet hun verlangen om aan de oostkant van de Jordaan te blijven als afwijzing van God en hij vreest dat ze daarmee een ramp over de hele gemeenschap afroepen (Bemidbar 32:15).
Dan gebeurt er iets interessants in de manier waarop de tekst in de Tora-rol is geschreven. Tussen de verzen 15 en 16 is een ruimte gelaten. De Tora kent geen leestekens, maar wel strikt gereguleerde plekken waar een regel eindigt of waar er een duidelijke ruimte tussen woorden is. Zo’n ruimte heeft niet per se een diepere betekenis. Maar in de geest van de midrasj kunnen we ons afvragen: als we in die ruimte zouden springen, wat zouden we dan horen?
Was er, na het verzoek van de Gadieten om aan de oostkant van de Jordaan te blijven en de boze reactie van Mosjé, een stilte toen Mosjé stopte met praten? Wordt die stilte weergegeven door de ruimte in de geschreven tekst? Wat zouden de Gadieten, Reoewenieten en andere toeschouwers denken tijdens die stilte, die volgt op de terechtwijzing van Mosjé? Stel je voor dat je een ouder, soldaat, vee-eigenaar of ongehuwde vrouw bent die toekijkt bij deze woordenwisseling. Hoe zou je het vinden om aan de oostkant van de Jordaan te blijven? Ben je het ermee eens dat vestiging buiten het Beloofde Land de andere stammen zou aanmoedigen hun plan om het land binnen te trekken, op te geven? Maakt het voor jou iets uit? Ben je geraakt door de reactie van Mosjé?
Nechama Leibowitz merkt op dat Joodse denkers het verzoek van de Gadieten en Reoewenieten om zich buiten het Beloofde Land te mogen vestigen, hebben beschouwd als een ‘dilemma tussen de keuze van een carrière – persoonlijke vooruitgang – of de vervulling van een missie’.1 Met andere woorden: waren degenen die zich buiten het Beloofde Land wilden vestigen meer bezig met hun eigen materiële voordeel dan met het vervullen van hun relatie met God? Wanneer het verhaal in vers 16 verder gaat, beweren sommige commentatoren dat ze hebzucht belichaamden en daarom ‘de eerste van alle stammen waren die in ballingschap gingen’.2 Nachmanides is echter één van degenen die oog heeft voor hun toewijding aan God en hun broeders, wanneer ze zich ertoe verbinden in de frontlinies van de komende veldslagen te staan.3
Misschien dat een moment van stilte, voordat ze op Mosjé reageerden, de verzoekers tijd gaf om hun gedachten bijeen te rapen. Ze sloegen niet terug en werden niet defensief. Ze stelden een plan op om hun vee te hoeden en hun gezinnen te stichten ten oosten van de Jordaan, terwijl ze stoottroepen stuurden om deel te nemen aan de heilige missie van de grotere gemeenschap.
Er zijn drie belangrijke leringen te trekken uit deze sidra.
Ten eerste: wie van ons durft te beweren dat hij de motivatie kent voor de richting die een ander neemt? Uiteindelijk zijn de manier waarop we onze prioriteiten stellen, hoe we God beschouwen en de mensen om ons heen behandelen, de belangrijkste factoren voor het bepalen van een pad.
Ten tweede: velen van ons beginnen op één pad en onderweg merken we dat we van bestemming willen veranderen. Toen de Gadieten en Reoewenieten van plan veranderden, lieten zij de grotere gemeenschap niet in de steek. Ze vonden een balans tussen wat zij als het beste voor zichzelf beschouwden, wat God vroeg, én hun verplichting tegenover de grotere gemeenschap. Zo is het ook wanneer wij een beslissing nemen om uit elkaar te gaan of van richting te veranderen. Dan doen wij er goed aan een evenwicht te zoeken tussen deze componenten: wat denk ik dat goed voor mij is, wat verwacht God van mij, en hoe handel ik verantwoordelijk ten opzichte van de grotere gemeenschap?
Ten derde: let op de open ruimte. Niet zoals we zouden doen wanneer we snel uit een trein stappen, het perron op, en doorlopen zonder te stoppen. Als we besluiten onze plannen te wijzigen en een medereiziger raakt van streek, laat dan wat ruimte voor stilte voordat je verdergaat. Het lijkt erop dat de Gadieten en Reoewenieten de zorgen van Mosjé over hun verzoek hoorden en het dienovereenkomstig matigden. Het is gemakkelijk om defensief te worden, onze poot stijf te houden en met woede op woede te reageren. De ruimte gaf de Gadieten en Reoewenieten een moment om te luisteren en de bezwaren van Mosjé nederig in te passen in hun plan om hun nieuwe doel te bereiken.
Uiteindelijk zien we dat het voor de Gadieten en Reoewenieten, om ten oosten van de Jordaan in vrede met de andere stammen te leven, nodig is dat zij hun visie in balans brengen met Gods eisen en de behoeften van de gemeenschap. Zo is het ook voor ons: als we besluiten een nieuwe richting in te slaan, laten we dan niet alleen onze eigen wensen in overweging nemen, maar ook de heiligheid van ons verbond met God en onze bijzondere verplichtingen tegenover diegenen met wie wij samen reizen.
Noten
1. Nechama Leibowitz, Studies in Bamidbar, Mattot # 2: ‘Mammon of Eretz Israel’, p. 379.
2. Zie de niet-gespecificeerde midrasj, aangehaald in Leibowitz, p. 385.
3. Bijvoorbeeld Nachmanides bij Numeri 32:32: “God verhoede dat uw dienaren zouden schenden wat onze meester Mosjé ons gebiedt! Want het zijn de woorden van de Heer en we zullen zijn gebod niet overtreden.” Michael Carasik, The Commentators’ Bible: the JPS Miqraot Gedolot, Numbers (JPS 2011), p. 235.