De haftara bij Sjavoeot        

door Rob Cassuto

Donderdagavond is het feest van Sjavoeot ofwel het Wekenfeest begonnen. Oorspronkelijk een viering van de eerste graanoogst, is het ook het feest geworden van de schenking van de Tora bij de heilige berg Sinaï, als het ware de spirituele oogst van de bevrijding uit de Egyptische onderdrukking. Gelezen wordt uit de Tora over de Tien Uitspraken (1) en over de instelling van Sjavoeot (2) De haftara  bij het Wekenfeest is Jeremia (Jirmejahoe) 31:29-36, althans volgens de liturgische kalender van Het Verbond voor Progressief Jodendom in Nederland. (3)

De tekst uit het boek Jeremia is een messiaanse profetie over het herstel van Israël en Juda.

31:29.Dan zal men niet meer zeggen: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden,” 30. maar zal wie zondigt om zijn eigen zonden sterven. Wanneer iemand onrijpe druiven eet, zullen zijn eigen tanden stroef worden.

Deze woorden lijken een correctie op de onbillijk aandoende uitspraak in de Tora dat de zonden der vaderen worden verhaald op de kinderen tot het derde en vierde geslacht. (4) Jeremia wil duidelijk maken, dat ieder mens alleen voor zijn eigen daden rekenschap zal hoeven af te leggen. In de Tora staat dat min of meer overigens ook al: De vaders zullen niet gedood worden voor hun kinderen en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaders; eenieder zal om zijn eigen zonde gedood worden.(5) (6)

In het volgende stukje doet de profeet als spreekbuis voor de goddelijke stem een aantal prikkelende voorzeggingen over een geheel nieuw verbond, dat blijkbaar het verbond van Sinaï zal vervangen, het verbond, waarvan de sluiting deze dagen van Sjavoeot is herdacht en gevierd. 

31:31.De dag zal komen – spreekt de Eeuwige – dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, 32.een ander verbond dan ik met hun voorouders sloot toen ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze mij toebehoorden – spreekt de Eeuwige.

Nu is in Tora en Tanach het verbond van Sinaï meermalen opnieuw gesloten, de eerste keer door Mozes zelf vlak voor zijn dood. (7) Het betrof steeds duidelijk een opnieuw gemaakt commitment aan het oude verbond. Maar de term nieuw verbond – briet chadasja – wordt in Tanach alleen op deze plaats gebruikt, met de expliciete vermelding, dat het een ander verbond zal zijn dan het verbond van Sinaï. Wat voor verbond dan?

Het is volgens mij niet vruchtbaar een definitief antwoord op deze vragen af te kondigen. Beter is de openheid die deze vragen ademen te behouden en geen deuren te sluiten. Dat is wel gedaan in het christendom. Zo heeft de apostel Paulus naarstig gezocht naar passages bij de profeten die als voorspellingen konden worden opgevat van zijn leer, dat met de kruisdood van Jezus het oude verbond van Sinaï was afgeschaft en een nieuw verbond voor de hele mensheid in werking was getreden, waarin geloof in Jezus als messias voldoende was voor verlossing. In de ‘briet chadasja’ van Jeremia vond hij bij uitstek een rechtvaardiging. Hij (of een nauw met hem verbonden leerling) citeert letterlijk de betreffende passages in de Brief aan de Hebreeën (Heb. 8:8 10:16 ev). Hij legt uit, dat met de woorden van de profeet niet minder dan het nieuwe verbond rond Jezus Christus werd bedoeld. Messiaanse Joden noemen dan ook het zg Nieuwe Testament de ‘briet chadasja’. Door vele christelijke theologen is, gelukkig vooral in het verleden, de opvatting verdedigd, dat het zogenoemde nieuwe verbond superieur was aan het oude verbond en dit geheel overbodig maakte (het zogenoemde supersessionisme of subsidiariteitsprincipe: de kerk neemt de plaats in van Israël). Dat heeft gezorgd voor veel ellende waarover ik hier niet hoef uit te weiden.

Maar de tekst van Jeremia gaat verder:

31:33. Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de Eeuwige: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. 34Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de Eeuwige kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de Eeuwige. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.(8)

Voor de Christenen gelden de mitswot en leefregels (halachot) sinds Paulus allang niet meer. Zal dat dan volgens de profeet in die messiaanse tijd ook niet voor de Joden opgaan? (9) Hoeven ze dan niet meer in boeken geschreven te zijn en hoeven ze niet meer bestudeerd te worden, omdat ze in hoofd en hart al bekend zijn?  Is de Eeuwige kennen hetzelfde als het a priori al vertrouwd zijn met de regels en de mitswot?  Maar zonder enige opvoeding of onderwijs is dat toch moeilijk denkbaar. Of valt dat kennen van de Eeuwige geheel samen met een bij ieder mens al van nature ingedaald automatisch weten en doen van wat het goede is? Komen we uiteindelijk uit op een spectaculaire spirituele transformatie, een mutatie van geest en handelen van de (Joodse) mens naar een nu nog lang niet gerealiseerd hoog peil? Of is er niet zozeer sprake van een plotselinge al dan niet vanuit de godheid komende mutatie, maar eerder van een heel geleidelijk proces, dat nu al in ons innerlijk kan beginnen of zelfs al begonnen is? Zoals we ons ontwikkelen in wetenschappelijk en technologisch opzicht, zo kunnen we ook langzaam vooruitgaan in moreel en spiritueel bewustzijn, zoals een bergbeklimmer die bijna onmerkbaar traag omhoogklautert naar de top – een meter winst tegen achtennegentig cm terugval – om daarin op den duur een zodanig niveau bereiken, dat de mitswot (en in het algemeen normen en regels van fatsoen, geboden van gerechtigheid en omzien naar anderen) ons niet meer hoeven te worden voorgehouden en opgelegd.

noten

  • Exodus/Sjemot 19:1- 20 – 20:14 – 23
    (2) Deuteronomium/Devariem 16:9-12
    (3 Overal elders zie ik als haftara Ezechiël 1:1-28-en 3:12 over zijn bekende visioen van de troonwagen. Plaut geeft voor de eerste dag Jesaja 42:1-12 (G. Plaut: The Torah, a modern commentary)
    (4) Numeri /Bamidbar18:20; Exodus/Sjemot 34:6-7
    (5) Deuteronomium/Devariem 24:16
    (6) Vgl ook Ezechiël 18:20: ‘Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn vader, en een vader hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn zoon; wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld, en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft’.
    (7) Vernieuwing van het Verbond door Mozes vlak voor zijn dood zie Deut/Dev 29:1,9), door Jozua vlak voor zijn dood (Joz 24:25, door de hogepriester Jojada Jehojada) bij het aantreden van koning Joas (Jehoaz) (2 Kon 11:17), door koning Josia (Jehosjia), toen het wetboek in de tempel werd gevonden (2 Kon 23) en onder Ezra, toen het  door hem hernieuwde wetboek aan het volk werd voorgelezen (Nehemia 9)
    (8) Vgl ook Ezechiel 32:19: Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven, 20.zodat zij in Mijn verordeningen gaan en Mijn bepalingen in acht nemen en die houden. Dan zullen zij Mij een volk zijn, en zal Ík hun een God zijn.
    (9) De Joodse traditie is enorm uiteenlopend wat betreft de vraag: gelden Tora en mitswot nog in de messiaanse tijd? De mainstream zegt ja (zie bijv The Jewish Encyclopedia onder Covenant). Een interessante discussie vond plaats tussen Rabbijn Nathan Cardozo en Yehudah DovBer Zirkind. Daarin wordt ook de uitspraak in de Talmoed vermeld van Rav Josef, die zei: mitzvot beteilot le-atid lavo, in de toekomst zullen de mitswot zijn afgeschaft.(Talmoed Nidda 61b) Hij zei dit in een discussie over niet-kosjere kleding (kilayiem, verboden combinaties, i.c. een linnen kleed, waarin ook wollen draden voorkomen). Zo’n kleed mag je niet aan een niet-Jood verkopen en ook niet gebruiken als zadelkleed, maar wel als doodskleed, om een dode in te wikkelen. Dus dan zijn de mitswot in de toekomst afgeschaft, zei Rav Josef. Waarom? Want dan is het dus toegestaan dat na de opstanding van de doden in de komende wereld de opgestane zich gekleed aantreft in een niet-kosjer kleed. Een typische talmoedische redenering, die ons toch niet veel verder brengt.

RC mei 2020