Batseba komt op voor haar zoon Salomo
door Rob Cassuto
De parasja Chajee Sara (Beresjiet/ Genesis 23:1–25:18) en de haftara bij deze parasja gaan beiden over oude mannen in de laatste fase van hun leven. Abraham verliest Sara aan de dood en in de jaren daarna is een belangrijk thema hoe de continuïteit van zijn geslacht kan worden bewerkstelligd door zijn nog ongehuwde zoon, Isaac (Jitschak). Daarom laat hij voor zijn zoon een waardige gemalin zoeken, hetgeen resulteert in het huwelijk met de mooie Rebekka (Rivka).
Koning David is eveneens aan het einde van zijn leven. Ook de koning had een probleem rond de continuïteit van zijn huis Davids. Aan zonen had hij geen gebrek. Maar aan wie van hen zou de kroon van Israël toevallen? Al tijdens zijn leven trachtten Davids zonen hun vader van de troon te stoten. In het boek 2 Samuel hoofdstukken 13 tot 18 wordt de opstand van Absalom (Avsjalom) beschreven en diens tragische einde aan de vooravond van een beslissende slag met het leger van zijn vader, toen hij met de weelderige haardos in de boomtakken bleef hangen en zijn muildier doorreed.
In de huidige haftara wordt verhaald van een andere opstand, die van zijn zoon Adonia (Adonijahoe). Adonia wilde de dood van zijn hoogbejaarde vader niet afwachten. David ligt doodziek op bed en zijn verkilde lichaam is alleen nog warm te krijgen door een jonge maagd, Abisag (Avisjag) uit het dorp Sunem (Sjoenem) tegen zijn borst te laten liggen (2).
‘Adonia nu, de zoon van Chaggit, was zo overmoedig te denken: Ik zal koning worden; hij schafte zich wagens en ruiters aan en vijftig mannen, die voor hem uit liepen’ (1 Kon 5). Net zoals zijn oudere broer Absalom was hij bijzonder mooi om te zien en ook bijzonder verwend: ‘zijn vader (had) hem zijn leven lang geen verwijt gemaakt: Waarom doet je zo?’.
Rasji (de sobere en nuchtere middeleeuwse commentator) constateert, dat hij die zijn kind niet corrigeert diens dood veroorzaakt. Waar David er in zijn binnenlandse en buitenlandse politiek niet voor terugdeinst een sterke hand te tonen is hij thuis in het paleis een toegevende vader, die aan zijn zozeer beminde zonen geen grenzen stelt. Daar komt bij, dat (zoals Rasji ook observeert) het knappe voorkomen van Absalom en Adonia hun overmoed in de hand had gewerkt. Narcistische persoonlijkheden zouden we nu misschien zeggen, gedreven door verlangen naar zelfverheffing.
Adonia verzamelde vooraanstaande mannen, zoals de legerleider Joab en de priester Abjatar om zich heen en organiseerde een provocerende gebeurtenis met offers en een spectaculaire feestmaaltijd, waar hij door zijn aanhangers werd bejubeld als ‘koning Adonia’. De zelfbenoemde koning had welbewust niet degenen uitgenodigd waarvan hij wist dat die David onverbrekelijk trouw waren, de priester Zadok, het hoofd van de lijfwacht Benaja, de profeet Natan en … Salomo (Sjelomo). Want binnenshuis was al bekend, dat Adonia’s jonge broertje Salomo door David was bestemd als zijn opvolger. De profeet Natan en Salomo’s moeder Batseba (Batsjewa) waarschuwden de verzwakte en onwetende koning, dat deze acute ondermijning van zijn koninklijk gezag zich aan het afspelen was en dat het nu de hoogste tijd was om de benoeming van Salomo als zijn opvolger aan het volk bekend te maken, al was het alleen omdat als Adonia werkelijk koning zou zijn het er voor Batseba en Salomo somber uit zou zien.
De parallel met Sara springt in het oog: net zoals Batseba opkomt voor haar zoon Salomo (afbeelding hierboven), kwam Sara op voor Isaac door Abraham te verzoeken Ismael (Jisjmael), de oudere broer van Isaac, met zijn moeder Hagar weg te sturen de woestijn in. De God van de Tora verkiest de jongere zoon meestal boven de oudere zoon – Abel (Hewel) boven Kajin, Isaac boven Ismael. Jacob boven Esau, Mozes boven Aaron (Aharon) – om de geschiedenis van Israël voort te zetten. Kennelijk spelen karakterologische en spiritueel-psychologische kwaliteiten een belangrijke rol. Ook nu wordt de jongste zoon Salomo wellicht ook hierom gekozen boven de vele oudere broers.
De oude koning neemt meteen actie: op dezelfde dag nog wordt Salomo op het persoonlijke muildier van de koning gezet, tot koning gezalfd en in triomf Jeruzalem binnengereden en op Davids troon gezet. De feestmaaltijd van de afvallige zoon wordt wreed verstoord, zijn aanhangers vertrekken naar alle kanten en de angstige Adonia zelf vraagt om genade bij Salomo, die hij ook (een tijd lang) krijgt. David sterft na enkele adviserende woorden aan de nieuwe koning Salomo, maar dat gebeurt in het volgende hoofdstuk. De veertig jaren van Davids regering waren bepaald geen vreedzame periode.
Noten
(1) Verschillende commentaren op Chajee Sara zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website.
(2) Puriteinse rabbijnen maken nog wel een punt van het feit dat David als man met een ongetrouwde vrouw alleen was, hetgeen toch was verboden (hoewel hij geen gemeenschap met haar had, lo jadaha). Maar hier was sprake van een levensreddende maatregel, zeggen de meesten.